Wat?

1 oog of beide ogen wordt/worden lui wanneer de juiste stimulatie ontbreekt tijdens de eerste levensjaren. Onvoldoende stimulatie zorgt voor een verminderde ontwikkeling van hersencellen die verantwoordelijk zijn voor het detailzicht. Zo worden ogen die in aanleg gezond zijn, toch slechtziend. Wanneer dit niet tijdig wordt ontdekt en behandeld, zal het kind op latere leeftijd of als volwassene zelfs met de beste bril, onmogelijk nog goed kunnen zien.

Oorzaken

  • Scheelzien (= fout in de stand van de ogen)
    Eén oog staat niet gericht op hetgeen men wil kijken. Wanneer een kinds steeds met hetzelfde oog scheel kijkt, wordt dit oog onvoldoende gestimuleerd en wordt het daardoor ook een lui oog. Wanneer het kind spontaan zowel met het rechter- als met het linkeroog scheel kijkt, is dit in principe minder nadelig dan wanneer telkens hetzelfde oogje scheel kijkt.
  • Brekingsafwijkingen (bv verziendheid of astigmatisme)
    Het feit dat er nooit een scherp beeld gevormd wordt op het netvlies, houdt een goede ontwikkeling van het detailzicht tegen. Een hoge brekingsafwijking aan beide ogen, die niet gecorrigeerd werd op jonge leeftijd, kan een amblyopie aan beide ogen geven. Brekingsfouten zijn al dan niet aangeboren constructiefouten van de ogen (ze zijn te kort, te lang, te rugbybal-vormig). Brekingsafwijkingen worden gecorrigeerd met een bril, contactlenzen, implantlenzen, laser: deze correctie zorgt voor een scherp beeld op het netvlies.
  • Organische afwijking
    Zoals een afhangend ooglid (= ptose) of aangeboren cataract, verhinderen de inval van een scherp beeld op het netvlies.

Behandeling

De behandeling van het luie oog start bij voorkeur zo jong mogelijk, eventueel al tijdens het eerste levensjaar.

Hoe vroeger men de behandeling start en hoe consequenter men de behandeling aanhoudt, des te beter de uiteindelijke gezichtsscherpte zal zijn.

Bij de behandeling van een lui oog, wordt soms een bril voorgeschreven, vaak een oogpleister of een combinatie van beide. De bril zorgt voor een scherp beeld op het netvlies; dit is een zeer belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van het visueel systeem. Een oogpleister (op de huid, onder de bril) zorgt voor een extra stimulus op het scheelkijkende oog en/of het oog met de ernstigere brekingsfout.

De ontwikkeling van de visuele hersenen gebeurt tussen de geboorte en de leeftijd van ongeveer 10 jaar. Kleine kinderen zien dus nog niet zo goed als grotere kinderen. Het zicht is pas ‘volwassen’ (10/10) op de leeftijd van 10 jaar.

Gedurende de eerste 10 levensjaren kunnen ‘luie ogen’ in hun ontwikkeling worden gestimuleerd door het voltijds dragen van de brilcorrectie, al dan niet in combinatie met een afdektherapie.

Omgekeerd, door het niet of te weinig dragen van de brilcorrectie en/of het niet correct uitvoeren van de afdektherapie, zullen de visuele hersenen te weinig worden gestimuleerd en zal de visus van dit oog niet verder ontwikkelen. Veelal zien we zelfs dat een regressie optreedt: het reeds ontwikkelde zicht gaat verloren, waardoor heropstarten van de afdektherapie soms bijzonder moeilijk verloopt.

Eens het kind de leeftijd van ongeveer 10 jaar heeft bereikt, stopt de ‘plasticiteit’ van de hersenen. De gezichtsscherpte die op dat ogenblik verworven is, zal behouden blijven (ook na stop van de extra stimulatie). Het visuele systeem is dan uitgerijpt.

In het geval van een organische (anatomische) oogafwijking, zal de oogarts u informeren over de mogelijke behandelingen.